Westerveld (Drenthe)

Zo tussen Kerst en Oud-en-Nieuw is uiteraard een mooie tijd om erop uit te gaan, zo ook gisteren. Vanuit Heerenveen ga ik met mijn vader naar Frederiksoord, de proefkolonie opgericht door de Maatschappij van Weldadigheid in het begin van de 19de eeuw. Doordat we minder tijd hebben, ben ik niet gaan kijken bij de radiotelescoop in Dwingeloo of op het Dwingelderveld. Genoeg reden om dus terug te gaan naar deze mooie gemeente!

Allereerst rijden we uiteraard naar Frederiksoord waar een groot museum staat over dit stukje Unesco Werelderfgoed. Hier hebben we eerst een vegetarisch 12-uurtje gegeten voordat we het museum bezochten. Mijn Museumkaart was net vervangen en de nieuwe had ik in Den Haag laten liggen. Daarom moest ik gewoon entree betalen.

Het museum

Het museum begon met een film over de sociale situatie rond 1800 in Nederland: de situatie van waaruit het idee van de koloniën is ontstaan. In de zaal erna volgde een film over de start van de kolonie. In de volgende zaal was een meer traditionele tentoonstelling waar je in een eigen tempo doorheen kon. De laatste zaal ging over hedendaagse armoede en hier ging je in een weg door kamertjes waarin verschillende kanten van armoede werden belicht.

Zeker na de Napoleontische tijd was de sociale situatie in Nederland voor veel mensen slecht. Het idee van de Koloniën van Weldadigheid was om 'paupers' zelf de kans te geven door hard werken uit de armoede te raken. In principe werd geen geld gegeven, maar alles slechts geleend. De koloniën moesten uiteindelijk zichzelf bedruipen. Hiermee is 'weldadidgheid' geplaatst tegenover 'liefdadidgheid', waar gewoon geld werd gegeven.

In de koloniën kregen de bewoners in het onontgonnen gebied een stukje land en een woning met daarin huisraad. De kosten hiervan moesten over tijd als een lening worden terugbetaald aan de Maatschappij van Weldadidgheid. Hierbij was het idee dat mensen door hard werken uit de armoede konden komen. Wel werd toegezien dat alle kolonisten zich goed gedroegen en inderdaad hard werkten. Daarvoor werd een uitgebreide administratie bijgehouden. Hier kwam wel betutteling kijken: kolonisten konden bijvoorbeeld alleen spullen kopen uit de eigen koloniewinkel en bij elk gezin werd tevens een wees geplaatst die moest opgroeien bij het gezin.

Nieuw voor deze tijd was dat alle kinderen onderwijs kregen, in ieder geval tot ze goed konden lezen, schrijven en rekenen. Daarnaast ontstond er een soort ziektekostenverzekering, waarbij alle bewoners een cent per week betaalden om een arts in de kolonie te laten wonen. Toen een voorbeeldige kolonist ziek werd, kwam ook een systeem op gang waarbij deze kolonist mocht blijven en ondersteuning kreeg. In het museum werd een link gelegd met de uiteindelijke verzorgingsstaat.

Reflectie

De vraag of de koloniën 'goed' of 'slecht' waren blijft hangen. Het maakbaarheidsideaal klinkt in alle plannen door, iets wat in de praktijk toch altijd weerbarstiger blijkt. De betutteling was wel heel fors en de vraag is of de verheffing te veel vrijheid vroeg. De levens van de kolonisten lijken daarentegen wel een stuk beter dan het eerdere leven en de kolonisten kozen hier uiteindelijk ook zélf voor.

De link met hedendaagse armoede is goed gelegd. Hierdoor kun je de dilemma's en denkwijzen van toen goed leggen naast de huidige situatie. Het armoedesysteem is zeker niet minder paternalistisch en ingrijpend geworden waarbij een bijstand betekent dat je elk moment een huisbezoek krijgt.  Misschien nog wel heftiger is dat je nu met allerlei verschillende instanties met bureaucratische logica te maken hebt in plaats van één instantie / persoon die verantwoordelijkheid neemt voor je situatie. De verwachting dat je werkt is ook niet minder geworden, alleen zonder daadwerkelijke middelen om te werken.

De as tussen liefdadigheid en weldadigheid blijft ook nu van belang. In hoeverre is  constant geld geven, maar geen middel om uit de armoede te komen uiteindelijk goed? Waarschijnlijk is een goede balans daartussen belangrijk, zoals ook uiteindelijk in de koloniën werd ondervonden waar een zieke toch tijdelijk steun kreeg.

Wat nog meer opvalt is dat deze ideeën vooral vanuit de opvatting en beelden van een rijk iemand over armoede werd gevormd. Hier gingen uiteindelijk de notabelen graag in mee. Mogelijk ook omdat dit een mooi beeld vormt van armoede als deels een moreel gebrek, waardoor de eigen rijkdom als een morele deugd gezien kan worden. Bij het schrijven van deze reflecties zie ik ook hoe ingewikkeld het is als welvarend persoon niet voor armen te gaan denken en te bedenken hoe we de balans tussen paternalisme en eigen verantwoordelijkheid, liefdadigheid en weldadigheid moeten leggen.

Koffie na afloop

Uiteindelijk gingen we nog koffie drinken met twee vrienden uit Koekange die naar Frederiksoord gefietst waren. Daarvoor liepen we uiteindelijk door het dorp met kaarsrechte weg zoals ooit gepland. De plek waar we koffie wilden drinken bleek gesloten. Daarom dronken we koffie en aten we nog wat taart in het museumrestaurant. Hier vertelde één van de vrienden hoe twee voorouders in de kolonie waren opgegroeid, waarvan één als wees in een gezin was opgenomen. Na een genoeglijk stukje taart en koffie namen we afscheid en reden we weer naar Heerenveen.